Home / Nieuwsberichten Belastingen / Aandachtspunten salarisverwerking 2019

Aandachtspunten salarisverwerking 2019

Aandachtspunten Salarisverwerking 2019:

1. Auto’s zonder CO2-uitstoot: bijtelling verandert

Voor elektrische auto’s met een datum 1e toelating op of na 1 januari 2019 geldt vanaf 1 januari 2019 een
verlaagde bijtelling van 4% voor zover de grondslag voor de bijtelling €50.000 of lager is. Voor het deel
van de grondslag boven €50.000 geldt de algemene bijtelling van 22%.

Voor auto’s die rijden op waterstof geldt de verlaagde bijtelling van 4% voor de hele grondslag.

Voorbeeld:
Uw werknemer krijgt van u een elektrische leaseauto. De datum 1e toelating is 1 februari 2019.
De grondslag voor de bijtelling is €80.000. Het loontijdvak van de werknemer is een maand.
Hij betaalt u elke maand een eigen bijdrage van €200.
De bijtelling per maand is dan:
((€50.000 x 4%) : 12) + ((30.000 x 22%) : 12) – €200 = €516,67

Voor auto’s zonder CO2-uitstoot met een datum 1e toelating vóór 1 januari 2017 waarbij de termijn van
60 maanden voorbij is, geldt vanaf 1 januari 2019 een verlaagde bijtelling van 7% voor zover de grondslag
voor de bijtelling €50.000 of lager is. Voor het deel van de grondslag boven €50.000 geldt de algemene
bijtelling van 25%. Het gaat dan dus om alle auto’s met een datum 1e tenaamstelling in 2013 of eerder.
En om auto’s met een datum 1e tenaamstelling in 2014: voor deze auto’s verloopt de termijn van
60 maanden in de loop van 2019.

Voorbeeld
Uw werknemer krijgt van u een elektrische leaseauto. De datum 1e toelating is 1 februari 2014.
De datum 1e tenaamstelling is 16 mei 2014. De grondslag voor de bijtelling is €60.000. Het loontijdvak
van de werknemer is een maand. Hij betaalt u elke maand een eigen bijdrage van €50.

De bijtelling per maand over januari tot en met mei 2019 is dan:
((€60.000 x 4%) : 12) – €50 = €150

De bijtelling per maand over juni tot en met december 2019 is:
((€50.000 x 7%) : 12) + ((10.000 x 25%) : 12) – €50 = €450

2.Belastingdeel heffingskortingen alleen nog voor inwoners van Nederland
De loonbelasting en de inkomstenbelasting kennen heffingskortingen (zie hoofdstuk 23 van het Handboek
2018). Deze heffingskortingen bestaan uit een belastingdeel en een premiedeel. Op dit moment heeft
iedereen die onder de loonbelasting valt, recht op het belastingdeel van de heffingskortingen die samen de
loonheffingskorting vormen. En iedereen die geheel of gedeeltelijk verzekerd is voor de volksverzekeringen,
heeft (voor een deel) recht op het premiedeel van de heffingskortingen.

Vanaf 1 januari 2019 hebben alleen inwoners van Nederland recht op het belastingdeel van de loonheffingskorting. Niet-inwoners hebben daar geen recht meer op. Zij hebben alleen nog recht op het premiedeel, als ze in Nederland verzekerd zijn voor de volksverzekeringen. Wat we verstaan onder ‘inwoner’ en ‘nietinwoner’, leggen we verderop uit.

Voor het belastingdeel van 1 van de heffingskortingen, de arbeidskorting, geldt een uitzondering:
werknemers die inwoner zijn van een andere lidstaat van de EU, van een EER-land (IJsland, Noorwegen en
Liechtenstein), Zwitserland of de BES-eilanden (Bonaire, Sint Eustatius en Saba), hebben wel recht op het
belastingdeel van de arbeidskorting.
Belastingdienst | Nieuwsbrief Loonheffingen 2019 – Uitgave 2 – 5 december 2018 3

Wat betekent dit voor u?
Vanaf 1 januari 2019 moet u bepalen of u voor een werknemer wel of niet rekening moet houden met het
belastingdeel van de heffingskortingen. En of u misschien alleen rekening moet houden met het belastingdeel van de arbeidskorting. Daarvoor moet u dus weten van welk land een werknemer inwoner is, zodat
u de juiste loonbelastingtabel kunt gebruiken. Want door deze verandering komen er ook nieuwe
loonbelastingtabellen.

Inwoner van Nederland of niet
Een werknemer die hier zijn permanente woon- of verblijfplaats heeft, is inwoner van Nederland.
Hij heeft dus recht op het belastingdeel van de heffingskortingen.

Bij een werknemer die zowel in Nederland als in het buitenland woont of verblijft, is het de vraag of hij
inwoner is van Nederland. Hij is alleen inwoner van Nederland als zijn sociale en economische leven zich
hier afspeelt. Woont het gezin van de werknemer bijvoorbeeld in het buitenland, gaan zijn kinderen daar
naar school en houdt hij daar bankrekeningen aan, dan is hij geen inwoner van Nederland. Hij heeft geen
recht op het belastingdeel van de heffingskortingen.

Bij een werknemer zonder gezin is zijn intentie van belang: Is hij van plan zich hier te vestigen, dan is hij
inwoner van Nederland. Is hij van plan om hier alleen korte tijd te blijven, dan is hij dat niet.

Hoe bepaalt u van welk land een werknemer inwoner is?
Dat bepaalt u op basis van de feiten en omstandigheden die u bekend zijn: bijvoorbeeld de woonplaats die
de werknemer u heeft aangeleverd als 1 van de gegevens voor de loonheffingen, reiskostenvergoedingen die
u hem betaalt en gegevens voor beoordeling van de verzekeringsplicht. In de meeste gevallen zult u op deze
manier kunnen vaststellen van welk land de werknemer inwoner is.

Hebt u reden om te twijfelen, dan kunt u uw werknemer vragen om een woonplaatsverklaring. U weet dan
zeker van welk land de werknemer inwoner is. De werknemer kan de woonplaatsverklaring aanvragen bij
een belastingkantoor in het land waarvan hij inwoner is. Is uw werknemer inwoner van Nederland, dan kan
hij een woonplaatsverklaring aanvragen bij Belastingdienst/kantoor Arnhem.

3.AOW-leeftijd omhoog naar 66 jaar en 4 maanden

De AOW-leeftijd gaat vanaf 1 januari 2019 omhoog naar 66 jaar en 4 maanden.

4.Afkoopkorting pensioen in eigen beheer in 2019

Sinds 1 juli 2017 kunt u geen pensioen in eigen beheer meer opbouwen (zie paragraaf 19.4.1 van het
Handboek 2018, onder ‘Pensioen in eigen beheer afkopen’). 2019 is het laatste jaar waarin u er nog voor
kunt kiezen het pensioen in eigen beheer af te kopen. U krijgt dan een afkoopkorting van 19,5%.

5.Loonkostenvoordelen: wijziging voorwaarde recht op uitkering of arbeidsondersteuning

Wilt u in aanmerking komen voor 1 van de loonkostenvoordelen (LKV’s), dan moet uw werknemer aan een
aantal voorwaarden voldoen. Als uw werknemer voldoet aan alle voorwaarden, dan kan hij een doelgroepverklaring aanvragen. Met deze doelgroepverklaring kunt u het LKV aanvragen in uw aangifte loonheffingen. Zie voor meer informatie hierover paragraaf 26.1 van het Handboek 2018.

De doelgroepverklaring wordt vaak niet afgegeven omdat de aanvrager niet voldoet aan de voorwaarde
dat hij in de kalendermaand voorafgaand aan het begin van de dienstbetrekking recht had op een uitkering
of op arbeidsondersteuning. Maar meestal heeft de aanvrager direct voorafgaand aan het begin van de
dienstbetrekking wel recht op een uitkering of arbeidsondersteuning.

Daarom verandert in de voorwaarde ‘kalendermaand’ in ‘maand’. De doelgroep banenafspraak en
scholingsbelemmerden voldoet ook aan de voorwaarde als zij op de 1e dag van de dienstbetrekking
recht hebben op een uitkering of op arbeidsondersteuning.

De wijziging gaat in op 1 januari 2019. Op verzoek van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
beoordeelt UWV alle aanvragen vanaf 1 oktober 2018 al wel aan de hand van de gewijzigde voorwaarde.
Meer hierover leest u in het nieuwsbericht ‘Wijzigingen Wet tegemoetkomingen loondomein (Wtl)’
op rijksoverheid.nl.

6.Bedragen vrijwilligersregeling omhoog
Met ingang van 1 januari 2019 wordt het plafond van de vrijwilligersregeling met € 200 verhoogd. Dit
betekent dat u geen loonheffingen hoeft in te houden en te betalen voor personen die als vrijwilliger
werkzaam zijn en vergoedingen en verstrekkingen ontvangen van in totaal maximaal € 170 per maand
en € 1.700 per kalenderjaar.

Bron: site Belastingdienst

print